DIDAM - De rechtbank veroordeelt een 61-jarige man uit Didam voor het aanranden van een vrouw. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 60 uur op. De man werd ook verdacht van het aanranden van een andere vrouw. De rechtbank spreekt de man hiervan vrij wegens gebrek aan bewijs.


De man werkte als rijinstructeur. Tussen 3 april 2021 en 1 mei 2021 maakte hij zich tijdens het uitoefenen van zijn vak schuldig aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een kwetsbare, vrouwelijke leerling door haar tegen haar wil te betasten.

Overwicht op slachtoffer

Door zijn rol als rijinstructeur had de man overwicht op het slachtoffer. Daarbij weegt de rechtbank zwaar mee dat de man zich met zijn rijschool had gespecialiseerd in cliënten met – in zijn woorden – een rugzakje zoals personen met autisme en ouderen. Hij maakte van het bijzondere vertrouwen dat het slachtoffer op grond daarvan in hem stelde ernstig misbruik. Met zijn gedrag maakte de man een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die haar gebrek aan instemming met de ontuchtige handelingen verschillende keren kenbaar had gemaakt. Dit heeft tot op de dag van vandaag een grote impact op het slachtoffer. De rechtbank neemt het de man kwalijk dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.

Vrijspraak van andere verdenking

De rechtbank spreekt de man vrij van het aanranden van een andere vrouw, omdat het dossier hiervoor te weinig steunbewijs bevat. Hierdoor is niet voldaan aan het bewijsminimum.

Strafbepaling

Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met een eerdere veroordeling uit november 2022. Deze delicten speelden zich in exact dezelfde periode af als de aanranding in deze zaak. Uit zijn strafblad blijkt dat de man sinds zijn veroordeling in 2022 niet meer is veroordeeld voor andere strafbaar feiten. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de rechtbank dan ook niet aan de orde.

Uit het reclasseringsadvies en tijdens de zitting bleek dat de man geen rijinstructeur meer is en dit beroep ook niet meer wil uitoefenen. Hiermee rekening houdend en kijkend naar het tijdsverloop is het volgens de rechtbank niet meer passend om een beroepsverbod op te leggen.